Waarom er geen slechte boeken bestaan

Hoe kan je kinderen en jongeren van boeken doen houden? Want dat is misschien wel het hoofddoel van taalonderwijs, de ultieme Eindterm-met-hoofdletter: leerlingen van boeken doen houden. De rest is gerommel in de marge. Je kan als leerkracht jongeren afleveren die een perfecte sollicitatiebrief kunnen schrijven of heel goed zijn in spelling maar, als ze niet graag en veel lezen of de schoolbanken verlaten met een aversie voor boeken, dan is al die noeste arbeid voor niks geweest.

Hoe kan je jongeren dus doen lezen? Door hen niet te snel te vertellen wat ze moeten lezen. Laat ze niet alleen kennismaken met literatuur, maar met ongeveer alle boeken die ooit geschreven zijn: fictie of non-fictie, strips, fantasy, thrillers… Als kinderen en jongeren in hun vrije tijd, op eigen kracht, willen lezen, dan is het niet aan ons om daar neerbuigend over te doen. Ze lezen – en dat is al heel wat. Wie weet schakelen ze van Aspe ooit over op Auster, maken ze de sprong van Harry Potter naar Neil Gaiman, van Kiekeboe naar Bolaño? Misschien ook niet. In beide gevallen doen ze iets waar ze alleen maar beter van kunnen worden: zich onderdompelen in een vallei van woorden.

De mentale voordelen van lezen zijn elders al uitgebreid beschreven en onderzocht: je wordt er slimmer of empathischer van, je fantasie wordt aangescherpt, je wordt kritischer… En dat geldt zowel voor Oorlog en terpentijn als voor Het leven van een loser.

Op leesvlak ben ik zelf ook een echte omnivoor: ik lees literatuur – zoals dat een goede leerkracht Nederlands betaamt-, maar ik vergrijp me op regelmatige basis aan thrillers, fantasy, science-fiction, comics, ja soms zelfs een verdwaalde FC De Kampioenen-strip, simpelweg omdat ik dat als kind al deed.

Mijn ouders, ook al maakten ze – zoals alle ouders dat nu eenmaal doen – de nodige fouten, deden een ding namelijk heel erg juist: een keer per week brachten ze ons (mijn zus en ik) naar de bibliotheek in Waregem, een stalinistisch aandoende bunker die vast enkele betonboeren stinkend rijk gemaakt had. Ik vergaf het Waregemse gemeentebestuur deze architecturale zonde maar al te graag, en dat om een reden: er waren boeken. Veel boeken. In IKEA-kasten, gevangen in een ondoorgrondelijk sorteersysteem, maar ze waren er.

In dit walhalla werden we als ongeduldige duiven uitgezet, om een half uur later huiswaarts te trekken met onze in NOPRI-en UNIC-zakken verpakte buit: 10 boeken, het maximale aantal dat het grootmoedige bibliotheekbewind zijn lezers toestond.

Eenmaal thuis werden de meegebrachte boeken voorzichtig uitgepakt, gekeurd en verslonden. En ja, er zal waarschijnlijk rommel tussen gezeten hebben – we hadden nu eenmaal geen gids om ons te vertellen wat goed was en wat niet, en ja, ik las eerst mijn strips en dan de rest, maar elk boek was voor mij niets minder dan een venster, een inkijk in een andere wereld, anders en interessanter dan de soms eenzame wereld van een West-Vlaamse jongen die niet van voetbal hield.

Nog steeds zijn boeken voor mij een vorm van escapisme. Het zijn mijn brandladders uit een wereld die soms in vlammen lijkt op te gaan. Elk boek is een ontsnapping, maar dan van het goede soort: het soort dat je laat terugkeren naar de werkelijkheid, beladen en behangen met schatten. Al zijn die soms verpakt in zakken van de NOPRI of de UNIC.

 

 

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

Reacties zijn gesloten.